verdedigd door Robespierre
We zijn in mei 1780, M. De Vissery de Boisvallé was een advocaat uit Saint-Omer maar ook natuurkundige, schilder en botanicus. Deze avant-gardistische wetenschapper was de auteur van verschillende meestal onbekende uitvindingen, waarvan er één bestond uit het bewaren van zoet water zonder corruptie gedurende meer dan een jaar. Deze liefhebber van nieuwe wetenschappelijke experimenten werd verleid door Benjamin Franklins uitvinding van de bliksemafleider. Het lag dan ook voor de hand dat hij op de schoorsteen van zijn huis een elektrische geleider aanbracht, een van de eerste in Frankrijk, die precies bestond uit een gouden zwaardblad, vastgeschroefd op een ijzeren staaf, destijds 16 voet lang (ongeveer 5 meter).
Een buurman ging bij de stadsschout klagen over deze installatie die als een uitvinding van de duivel werd beschouwd en voordat De Vissery zich kon verdedigen, gaven de schepenen opdracht dit gevaarlijke object binnen 24 uur te verwijderen. De Vissery was echter vindingrijk en bracht de zaak voor de Raad van Artois. Hij werd toen vertegenwoordigd door een jonge advocaat uit Arras: Maximilien de Robespierre. De debatten begonnen in mei 1783.
Met een zeer goed onderbouwd dossier van de Academie van Wetenschappen, getuigenissen van Beaumarchais en Benjamin Franklin, won de advocaat uit Arras de zaak, wat zou bijdragen aan zijn ontluikende roem. De Vissery installeerde zijn bliksemafleider opnieuw onder de neus van de schepenen en zijn buurman.
.